Episode 8:
1945 - 1961
Na de Tweede Wereldoorlog ging het door verschillende gebeurtenissen niet goed met Vieille Montagne.
Heropbouw in een nieuwe marktcontext
Na de Tweede Wereldoorlog ging het door verschillende gebeurtenissen niet goed met Vieille Montagne. In 1938 overleed een van de hoekstenen van het bedrijf, de zeer toegewijde en gerespecteerde Gaston Saint Paul de Sinçay. Hij was 48 jaar algemeen directeur van het bedrijf geweest en zijn overlijden raakte het bedrijf hard.
In februari 1944 werd Alexandre Galopin, voorzitter van het bestuur, op laffe wijze geëxecuteerd. Hij had de leiding over het bedrijf gedurende de meest tragische en zwaarste periodes uit de geschiedenis van het bedrijf. Dat was een zware klap voor Vieille Montagne.
Desondanks of misschien juist daardoor ging het bedrijf na de oorlog hard aan de slag om de fabrieken weer op te bouwen. Tijdens de oorlog had het Zweedse deel van het bedrijf een grote voorraad erts verzameld (uit de mijn in Ammeberg, die tijdens de oorlog gespaard was gebleven - opmerking van de redacteur). Dankzij deze voorraad kon er al snel weer in de fabrieken worden geproduceerd. Ondertussen werkte Vieille Montagne voortdurend aan de intensieve modernisering en ontwikkeling van het bedrijf, met een goed onderzocht totaalplan dat speciaal was aangepast aan de technische en economische ontwikkeling van de zinkindustrie en de metalen die in die industrie werden gebruikt.
Maar de nationalisering van het stroomnet in Frankrijk in 1946 betekende dat Vieille Montagne en de fabriek in Viviez niet meer konden beschikken over de hydro-elektrische hulpbronnen die het systematisch in het Franse departement Aveyron had gecreëerd en de financiële bijdragen die het op dit gebied had verworven. Er werden constructieve onderhandelingen gevoerd met Electricité de France (EDF) en er waren geen negatieve gevolgen voor de winstgevendheid van het bedrijf.
Constant op zoek naar optimalisering van hulpbronnen en energie
Indirect zorgde deze externe beperking ervoor dat er continu werd gezocht naar manieren om de opbrengst uit de productieprocessen van mijn tot eindtoepassing te verbeteren. Vieille Montagne was veel meer dan andere bedrijven bezig met het optimaliseren van de omstandigheden bij de winning van erts, vooral bij zink en de bijbehorende metalen van verwerkte erts, en de bewerking van het erts.
Ingenieurs probeerden de elektrolytische zinkmetallurgie te perfectioneren, vooral door de opname van ruwe grondstoffen in oplossingen, zuivering van zinkoplossingen, elektrolytische reductie en smeltende zinkkathoden te verbeteren. Hierdoor nam de puurheid van het gewonnen zink toe en eind jaren 50 werd er een optimaal percentage van 99,995% voor vrijwel alle productie bereikt.
Er speelde nog een andere belangrijke factor bij deze innovatieve aanpak: Vieille Montagne was in staat om de zogenoemde “secundaire metalen” die bij zink horen beter en effectiever te herwinnen dan de concurrentie. Daarbij ging het bijvoorbeeld om zilver, indium, germanium, thallium, tin en silicium. In 1961 was de variëteit aan producten duidelijk in de catalogus van Vieille Montagne te zien (zie hieronder), vooral omdat ze als “superpure” producten werden verkocht.
Dit enorme moderniseringsplan werd samen met andere maatregelen op vrijwel alle gebieden ingevoerd. Wat wilde Vieille Montagne daarmee bereiken? De werk- en hygiënische omstandigheden van de arbeiders moesten worden verbeterd. In die periode vlak voordat de 30-jarige groeiperiode na de oorlog begon, bleef Vieille Montagne trouw aan zijn baanbrekende waarden en rotsvaste overtuiging: als de werknemers zich prettig in hun functie en omgeving voelen, dan zijn ze productiever en werken ze beter! Zo simpel is het!
In de periode tussen 1936 en 1960 steeg de wereldwijde zinkproductie van 1,5 naar 3,1 miljoen ton (waarvan 25% in de VS, 23% in Europa, 22% in de USSR en satellietlanden, en 15% in het Britse Gemenebest).
Aan het begin van de jaren 60 had Vieille Montagne ongeveer 6.500 mensen op 17 locaties (buiten commerciële agentschappen) in 5 landen in dienst en er werkten nog eens 1.200 mensen bij de Duitse dochteronderneming in Altenberg
In 1962 vierde Vieille Montagne het 125-jarige bestaan en toen was het bedrijf de negatieve impact van de Tweede Wereldoorlog te boven gekomen. Het bedrijf wist zijn positie als grootste producent ter wereld te handhaven door de kwaliteit van de producten (bijzonder puur zink) en de diversiteit van het aanbod.
Na het tekenen van het Verdrag van Rome in 1957 en het ontstaan van de Europese Economische Gemeenschap (EEG) en de Organisatie voor Economische Samenwerking en Ontwikkeling (OESO) keek Vieille Montagne weer vol vertrouwen naar de toekomst.
Geïntegreerde beheersoftware: een innovatie van ... mijn vader!
Ik moet jullie eerst wat vertellen. De persoonlijke band die ik met Vieille Montagne heb, is niet per toeval ontstaan. Die heb ik te danken aan mijn vader Willy Baltus, die zijn hele leven bij het bedrijf werkte.
Hij ging na zijn studie Economische wetenschappen aan de Universiteit van Luik bij het bedrijf aan de slag en werkte vanaf 1947 op het hoofdkantoor in Angleur (vlak bij Luik), op de zeer strategische afdeling voor toeleveringen. Hij was systematisch en goed met cijfers, en werkte tijdens deze periode van sterke groei aan het optimaliseren van grondstoffen en energie. Aan het begin van de jaren 60 gebruikte mijn vader zijn kennis voor een belangrijk nieuw onderdeel van het bedrijf: het management.
De computer stond op het punt om zijn intrede te doen. Mijn vader maakte deel uit van de teams die vanaf 1964 de eerste IBM-computers installeerden. Die computers werden in kamers met airconditioning geïnstalleerd zodat ze niet oververhit raakten en hun afmetingen waren gigantisch vergeleken met de maatstaven van tegenwoordig.
Mijn vader kreeg hierdoor wel de kans om een systeem te ontwikkelen dat we tegenwoordig geïntegreerde software noemen en dat systeem werd gebruikt om alle leveringen van Vieille Montagne te beheren. Hij gaf het systeem een nogal pretentieuze naam: MQCV - Movements, Quantities, Contents, Values. Na zijn pensioen in 1982 bleef het systeem in gebruik, ook toen Vieille Montagne in 1989 door de Union Minière Groep werd overgenomen. De IT-manager vertelde me onlangs dat het lastig was om de MQCV-kern aan te passen, omdat deze geleidelijk aan was uitgebreid en ingewikkelder was geworden. Pas toen de groep in 2001 of 2002 besloot om toe te treden tot het SAP-universum, werd het systeem vervangen.
Toen ik vorig jaar in de archieven van Vieille Montagne rondsnuffelde (die in de staatsarchieven in de regio Cointe vlak bij Luik zijn opgeslagen), was het bijzonder om zijn naam en beroemde tabellen met cijfers en opmerkingen te zien, die hij elke maand van alle Vieille Montagne-locaties uit de hele wereld verzamelde. (°)
Houd onze website in de gaten voor de volgende en voorlaatste episode van ons verhaal.
Op de agenda: Vieille Montagne in de jaren 80 en 90, en de voorwaarden waaronder het bedrijf werd opgenomen in Union Minière, de voorloper van Umicore. Ook ga ik u vertellen waarom gewalst zink weer in de bouw werd gebruikt.
Tot binnenkort!
Roger Baltus
Ingenieur- Architect
(*) Mr. Joseph van Oirbeek, een ingenieur uit Luik die in Angleur was opgeleid, volgde Mr. Gaston St Paul de Sinçay op en was van 1938 tot 1962 algemeen directeur.
(°) Toen ik bij het bedrijf aan de slag ging, had de tabel van mijn vader een verrassend effect. Ik had in 1981 voor het eerst contact met Vieille Montagne. Als jonge, pas afgestudeerde ingenieur-architect na mijn studie aan de Universiteit van Luik bracht mijn vader me in contact met mensen in Frankrijk en heb ik een stageplek aangevraagd bij het Parijse hoofdkantoor van Vieille Montagne in het 9e arrondissement van Parijs.
Vooral het idee dat ik dan in Parijs zou wonen, sprak me wel aan. Ervaring opdoen stond eigenlijk op de tweede plaats, hoewel ik zo wel meer over bouwmaterialen zou leren.
De eerste verrassing was toen ik mensen hoorde praten over de “Geweldige Baltus”, waardoor ik in eerste instantie dacht dat mijn vader ook buiten het hoofdkantoor in Angleur wereldberoemd was! Ze hadden het over zijn tabel, die misschien niet beroemd was, maar die onder de plaatselijke managers nogal een reputatie had, omdat zij die tabel elke maand moesten invoeren.
Ik werd in elk geval hartelijk en misschien wel wat eerbiedig in het met hout beklede interieur van het gebouw in Haussmann-stijl aan de rue Richer (in het 9e arrondissement) ontvangen. Ik dacht eerst dat dat door de bedrijfscultuur kwam, maar het bleek dat de meeste medewerkers op het Franse hoofdkantoor dachten dat ik als de zoon van Willy Baltus van het hoofdkantoor in België kwam controleren hoe zij hun werk deden. Een paar jaar later kwam ik erachter dat ik de bijnaam “Kleine Baltus” had gekregen, ook weer vanwege de beroemde tabel van mijn vader!